Politieblog: “Reanimeer mij niet”

Geplaatst op 11 juni 2017, om 11:56 uur

foto: Patrick ApenhorstGELDERLAND – ” Toen ik las dat het leek alsof H. het ‘wakker worden,’ tegen probeerde te houden, was ik erg bang dat H. uiteindelijk boos op ons zou worden omdat wij hem toch gereanimeerd hebben.” Lees veder in onderstaand politieblog wat geschreven is door een politieagent.  

Het is een zonnige vrijdag in maart. Ik draai vandaag een avonddienst en rijd op de 34.01 samen met mijn collega. Vandaag loopt een student van een middelbare school, genaamd Louise, een dienst met ons mee. Louise is 16 jaar oud, zit vol enthousiasme en is ietwat zenuwachtig voor wat de dienst ons vandaag gaat brengen.

Voordat ze bij ons in de auto stapt, bespreek ik met haar wat je zoal van een noodhulpdienst kan verwachten. Ik bespreek de leuke en spannende meldingen, maar ook de mindere meldingen die op ons pad kunnen komen.

De dienst begint vrij rustig. Zo beginnen we de dienst met een schennispleger. Hierna krijgen we een melding van een verdachte situatie. “Laten we hopen dat we nog een mooie aanhouding hebben vandaag”, grap ik richting Louise. Ik zie dat Louise direct begint te glunderen. Ik hoop op een leuke en drukke dienst. Er zijn regelmatig diensten waarin we alleen maar rennen en vliegen en nauwelijks tijd hebben om te eten. Dat zijn vaak de leuke diensten waarin je van alles meemaakt.

Het is erg stil over ons portofoonkanaal, totdat we de meldkamer (OC) horen: “34.01 hier het OC over.” “Hier de 34.01 over”, antwoord mijn collega via de portofoon. “Wilt u gaan naar de Oude Meer voor een reanimatie!” Ik zet gelijk de optische- en geluidssignalen aan en rijd met spoed richting het adres. Onderweg leg ik Louise uit wat zij mogelijk ter plaatse zou kunnen verwachten en hoe wij handelen bij een reanimatie. Het is dan wel geen aanhouding waar we stiekem op hoopten, maar wel een situatie waarin wij als politie het verschil kunnen maken en er alles aan doen om iemands leven te redden. Van te voren hoopte ik dat we deze melding niet zouden krijgen. Het is lastig om een meisje van 16 op een reanimatie voor te bereiden. Het is niet iets wat een meisje van die leeftijd zou moeten meemaken. “Als we ter plaatse zijn, rennen wij direct naar binnen. Ik wil dat jij in de auto blijft zitten,” zeg ik direct tegen Louise. Louise stemt hiermee in. Ik zet het geluid van de mobilofoon hard waardoor Louise vanuit de auto mee kan luisteren wat er over het portofoonkanaal gezegd wordt.

Wij komen ter plaatse op het adres. Ik zie dat de collega’s al reeds ter plaatse zijn. Ik zie dat het slachtoffer midden op straat ligt. “Shit! Hier heb ik Louise niet op voorbereid”, bedenk ik me. Louise wordt direct geconfronteerd met een slachtoffer die op straat voor zijn leven vecht. Ik zie dat meerdere omstanders om het slachtoffer heen staan. Ik rijd langs de plek waar het slachtoffer op de grond ligt en parkeer ons dienstvoertuig expres een stuk verderop zodat Louise er niet direct naar hoeft te kijken. Ik ren naar het slachtoffer en zie dat één collega  de reanimatie is gestart. Het slachtoffer betreft een man en ik zie dat hij geen kleur meer in zijn gezicht heeft. Het ziet er niet goed uit. De ambulance is nog niet ter plaatse dus is het voor ons als politie belangrijk dat wij de eerste maatregelen treffen en zo snel mogelijk starten met reanimeren.

Ik vraag aan de collega of ik de hartmassage van hem over moet nemen zodat we elkaar af kunnen wisselen. Ik hoor de collega zeggen dat dit goed is. Ik heb vervolgens mijn handen op de borstkas van het slachtoffer geplaatst en de reanimatie voortgezet. De ambulancemedewerkers arriveren. Ik blijf reanimeren en krijg direct de instructie van de ambulancemedewerkers niet te stoppen met de hartmassage voor de beademing. Dit in verband met apparatuur waarmee de beademing automatisch geregeld wordt. Al snel druipen de zweetdruppels van mijn voorhoofd. “Door blijven gaan! We gaan die man redden,” is wat er door mijn hoofd schiet. De secondes die voorbij gaan, lijken minuten te duren. Ik hoor een ambulancemedewerker zeggen dat de man een minimale hartslag heeft. “Yes, kom op man! Je gaat het halen”, denk ik. Na ongeveer tien minuten wordt de ‘Lucas’ op de borstkas van de man aangesloten. De Lucas is een automatisch reanimatieapparaat wat de handmatige compressie op de borstkas van ons overneemt. Ik kan nu stoppen en doe dit met een positief gevoel want de man heeft tenslotte een hartslag. Toch speelt er in mijn hoofd de gedachte dat de man het niet redt.

Ik loop weg van het slachtoffer en kijk wat ik verder kan betekenen voor mijn collega’s.
Ik loop naar de omstanders om te vragen hoe het met ze gaat. Ik zie dat deze personen zichtbaar aangeslagen zijn. Eén van de omstanders is een vrouw die ik toevallig privé ken. “Hé, wat doe jij nou hier?” vraag ik haar. “H. is een collega van mij,” hoor ik haar zeggen. H. is het slachtoffer. Ik zie dat de tranen in haar ogen staan en dat ze ieder moment in huilen uit kan barsten. Ik stel haar gerust en zeg dat we er alles aan doen om het leven van H. te redden. Ik vertel haar dat H. een eigen hartslag heeft, maar dat het er verder nog niet heel positief uitziet. Ik wil haar voorbereiden op het ergste. Ik hoor haar zeggen dat H. eind 50 is. Een ietwat eigenwijze maar gezellige man die de nodige medische klachten heeft. “Eind 50? Veel te jong om dood te gaan,” denk ik.
Op een gegeven moment komt een man in mijn richting gelopen. Ik hoor hem zeggen dat hij de werkgever van H. is. “Waarom reanimeren jullie hem?” vraagt deze man aan mij. Ik ben verbaasd en vraag de man de reden van zijn vraag. “H. heeft een reanimeer-mij-niet-ketting om. Hebben jullie die niet gezien?” Ik schrik en voel direct kippenvel van mijn tenen tot aan mijn kruin. Die ketting heb ik echt niet gezien. Toch? Ik begin steeds meer aan mezelf te twijfelen en loop direct naar de ambulancemedewerkers toe om hen te vertellen van de ketting.

“Klopt! We hebben net zijn ketting gevonden. Alleen deze was achter in zijn nek gevallen,” hoor ik de ambulancemedewerker zeggen. Shit, het klopt dus echt. Deze man wil dus helemaal niet gereanimeerd worden? Tegelijkertijd voel het als een bevestiging dat mijn collega en ik de ketting niet gezien konden hebben. Ik loop terug naar de werkgever van H. en ik vertel hem dat de ketting achter de nek van H. was gevallen en wij deze hierdoor niet gezien hebben. H. heeft een hartslag waardoor wij er op dit moment toch voor kiezen om ervoor te gaan en het leven van H. proberen te redden. Dit begrijpt hij gelukkig.

H. is uiteindelijk met spoed naar het ziekenhuis vervoerd.

Mijn collega en ik houden Louise regelmatig tussendoor op de hoogte terwijl zij in ons dienstvoertuig zit. Ze is zichtbaar onder de indruk en zegt het het bijzonder te vinden om alle politieagenten en ambulancemedewerkers zo in actie te zien om het leven van de man te redden. Bij terugkomst op het politiebureau bespreken we de melding uitvoerig met elkaar. Praten is belangrijk na dit soort incidenten. Het is een aantal dagen later wanneer ik een berichtje krijg van de vrouw die bij reanimatie aanwezig is geweest. “H. ligt op de intensive care aan de beademing. Het was allemaal erg heftig. Ik vond het echt heel bijzonder om te zien hoe jullie te werk gingen. Je deed het super. Bedankt voor je hulp! Wij krijgen nagenoeg nooit een terugkoppeling en als dat wel voorkomt, dan is het vaak dat het slachtoffer overleden is. Ik dacht eerlijk gezegd dat H. het niet zou halen en in het ziekenhuis zou komen te overlijden. Het bericht dat H. op de intensive care lag, was enigszins positief. De volgende dag krijg ik nog een bericht: “H. is uit zijn coma gehaald en aan de beademing gelegd om te kijken of zijn lichaam genoeg kracht heeft om het zelf aan te kun

nen. Dit is inmiddels alweer 24 uur geleden gebeurd en er is nog steeds geen verbetering..” Ongeveer een week later ontving ik weer een bericht: “Er is niet veel nieuws. H. is inmiddels een soort van bij maar krijgt wel slaapmedicatie. Hij wil op de één of andere manier niet wakker worden. We denken dat hij dit zelf een soort van tegenhoudt.” Toen ik las dat het leek alsof H. het ‘wakker worden,’ tegen probeerde te houden, was ik erg bang dat H. uiteindelijk boos op ons zou worden omdat wij hem toch gereanimeerd hebben. Hij droeg ten slotte een reanimeer-mij-niet-ketting.

Bijna twee weken later ontving ik weer een berichtje:
“Hier weer een update: H. is ondertussen wakker, praat, loopt, is behoorlijk eigenwijs en mag waarschijnlijk dinsdag naar het revalidatiecentrum om daar drie weken volledig te gaan revalideren. Ik heb een goed gesprek met hem gehad. H. heeft eindelijk door dat zijn leven meer waard is en is akkoord gegaan met een pacemaker. Ik heb hem ook over jou, je collega’s en de reanimatie verteld. Hij kreeg tranen in zijn ogen en ik moest je hartelijk bedanken en een hele dikke kus geven. Hij is blij dat zijn ketting achter zijn nek is gevallen. Keep up the good work!”

Wauw! Ik word even stil als ik dit lees. Bij dit bericht krijg ik een foto van een zichtbaar stralende H. opgestuurd. Het is gek om hem nu op die manier te zien en deze foto tovert bij mij dan ook een grote glimlach op mijn gezicht. Ik deel dit goede nieuws ook met Louise die hier ook erg van onder de indruk is. Wat een geluk dat de ketting achter zijn nek is gevallen! Hierdoor hebben wij samen met de ambulancemedewerkers het leven van H. kunnen redden.

Binnen de politie krijgen wij als agenten een hoop mooie, bijzondere, grappige maar ook heftige situaties voor onze kiezen. Op mijn (nu) 23-jarige leeftijd besef ik me al te goed dat je van het leven moet genieten. Ik heb voor dit werk gekozen omdat ik een verschil wil maken. Dit is waar ik het voor doe. Dit is wat het politiewerk zo mooi maakt en waarom het voor mij het mooiste beroep is wat er bestaat.

De politie heeft dit blog geschreven met medeweten en toestemming van het slachtoffer.

WP2Social Auto Publish Powered By : XYZScripts.com